De doorbraak (2)


Toen de doorbraak een feit was, liepen de mensen vertwijfeld langs de plassen in de uiterwaarden. ‘Dit was uitzonderlijk voor de maand mei!’ Zij konden niet vaak genoeg herhalen dat hun honden ervan in de war waren.
Maar de honden speelden in de plassen of het een lieve lust was.

Toen de doorbraak een feit was, veranderden boterbloempjes in waterlelies. Waterlelies die ‘normaal gesproken’ veervormige bladeren hebben, hadden nu ronde blaadjes. Dat was vreemd.
Maar wie het zien kon, vond dat ook heel mooi.

Toen de doorbraak een feit was, haalde ik mijn fototoestel en fotografeerde ik neuriënd twee vogeltjes die op een hek met elkaar in gesprek waren.
Eén vloog er weg toen ik dichterbij kwam. Even later vloog ook de ander weg.
En ik stopte met neuriën en begon te zingen.


Vogeltje, Vogeltje,
Wees niet bang, wees niet bang.
Niet voor jezelf en niet voor mij!

Vogeltje, Vogeltje,
De grap is zwart en groot.
Wij zijn banger voor de liefde,
Dan we bang zijn voor de dood.


‘Moet je horen wie het zingt’, zong het vogeltje terug.

Thuis maakte ik een grote beker thee, die ik lauw liet worden omdat ik het al warm genoeg had. Dit was uitzonderlijk voor de mens mij! Zo min als ik van koude koffie houd, houd ik van lauwe thee.
Maar dorstlessend was het wél.

Muziek en muzikanten zijn van onschatbare waarde voor een doorbraak. De wereld is immers gemaakt van muziek.


Lees ook: Doorbraak 1 en De nieuwe doorbraak (3)